Op de komende Bauma zal Sany een 80-tons accu-elektrische rupshijskraan introduceren. Opmerkelijk is dat het megaconcern, met 12 miljard omzet, deze machine specifiek heeft gebouwd en ontwikkeld op aanvraag van de Nederlandse importeur UCM Holland. Het betreft geen conversie, de Chinese fabrikant heeft de machine volledig in eigen huis ontwikkeld en gebouwd.
Lees verder
Eigenlijk kondigde de importeur de komst van deze elektrische machine al eerder aan. Zoals zoveel merken en importeurs gaf het concern te kennen dat Sany ‘bezig is’ met elektrificatie. Het is altijd lastig te peilen hoe concreet een ontwikkeling dan daadwerkelijk is. In dit geval blijkt het dus geen grootspraak. Sterker nog, de eerste accu-elektrische rupstelescoop is niet alleen een feit, de machine functioneert en staat ook al bij de importeur in Nederland.
De herintroductie van de Sany-hijskranen blijkt een succes, naar eigen zeggen verkocht de importeur inmiddels al 26 stuks. Daar ging dan ook een grondige voorbereiding aan vooraf. Sinds het eerste contact in 2019 heeft Sany een ontwikkelingstraject opgestart om haar kranen te laten voldoen aan de hier geldende eisen. Dat had bij de dieselvarianten betrekking op de motor en emissie-eisen, en in algemene zin ook op de Europese veiligheidsnormen.
‘Ondanks dat het een groot bedrijf is, hebben we korte lijnen en vaste contactpersonen. Ook is er de Europese vestiging van Sany’, legt Roland Quarré uit. Hij is bij importeur UCM Holland in Sassenheim verantwoordelijk voor de verkoop van de nieuwe Sany-kranen.
Op dat eerste intensieve contact met de fabriek, borduurt men nu ook voort met de elektrificatie. Quarré: ‘We begonnen met Stage V-machines en hebben die gaandeweg op veel punten geüpgraded naar onze eisen voor de Nederlandse markt. Intussen zagen we ook vraag naar elektrische machines komen bij de aannemers.’
In eerste instantie was het idee om de nieuwe dieselhijskranen zelf te gaan ombouwen naar een elektrische aandrijving, daarom oriënteerde de importeur zich binnen Nederland. Dat leek immers de kortste klap. ‘Maar wij verwachten richting 2030 een grote vraag naar elektrische machines, en we denken niet dat we daar met Nederlandse ombouwers aan kunnen voldoen. Denk dan alleen al aan de mensen die je daarvoor nodig hebt en de tekorten die we nu al hebben aan technisch personeel. Er zijn gewoon te weinig mensen om al die machines om te bouwen’, schetst Quarré.
Los daarvan zijn de kosten bij ombouw hoger doordat de gedemonteerde dieselmotoren op de plank blijven liggen. Ook heeft een af-fabriek elektrische machine het voordeel dat deze met een volledige CE- en EMC-keuring komt. Tot slot bleek Sany zelf ook al goed thuis in de materie, zo merkte Quarré.
‘Toen we ruim drie jaar geleden in China waren, zagen we daar al de elektrische Sany-vrachtwagens met betonmixers rijden. Compleet met battery swapping stations voor het snel wisselen van de accupakketten. Bovendien zitten de grote accufabrikanten bijna allemaal in China, Sany zit als fabrikant dus veel dichter bij het vuur dan wij hier. Door de ontwikkeling bij hen te laten, halen we er heel wat schakels tussenuit.’
Toen de importeur daarop begin 2021 bij Sany aanklopte voor een elektrische 80-tons telerups, bleek de fabrikant bovendien nét al een eerste 40-tons accu-elektrische hijskraan met vakwerkgiek ontwikkeld te hebben. Ook was er eerder al ervaring met plug-in hybride kranen. De vraag vanuit Nederland kwam dus op het juiste moment.
Accu-elektrische hijskranen zijn natuurlijk niet helemaal nieuw. Bijvoorbeeld Liebherr was er op dat moment al actief mee, en intussen bouwt ook het Nederlandse PVE-Crane een accu-elektrische rupshijskraan. Beide merken richten zich in eerste instantie echter op vakwerkgiekkranen, en met name Liebherr vooral op de zwaardere modellen. ‘Daarom kozen wij ervoor om juist onderaan te beginnen én met een telescoopgiek’, legt Quarré de strategie uit. Dat komt ook niet helemaal uit de lucht vallen, want de 80-tons Sany SCE800TB met telescoopgiek is als dieselvariant sinds de introductie al de hardloper binnen de verschillende types. Dus werd de keuze gemaakt om deze 80-tons telerups als eerste te elektrificeren, deze machine biedt 47 meter gieklengte van de vierdelig uitschuifbare hoofdmast en een 17-meterse tweedelige jib.
In Sassenheim zien we net voor de bouwvak de nieuwe elektrische SCE800TB-EV naast de bestaande Stage V-dieselmachine staan, en dan blijkt dat Sany toch meer heeft gedaan dan de bestaande machine simpelweg elektrificeren. Zo komt de elektrische EV-versie met een nieuwe cabine met schuifdeur en een groot touchscreen-display voor de bediening. Onderhuids verving Sany de servobediening voor een volledig elektrisch aangestuurd ventielenblok.
Al met al grondige veranderingen, die onderstrepen dat Sany de Europese markt serieus neemt. Ook is een hier gewenst bulldozerrijwerk nu standaard, ten opzichte van eerder het zogenoemde klapperrijwerk. Wat betreft gieken en constructie deelt de EV-versie veel met de huidige 80-tonner. Ook het contragewicht blijft volledig intact.
De echt grote wijziging zit uiteraard in de machinekamer. Hier huist geen Cummins-diesel meer, maar een grote vloeistofgekoelde 206 kW elektromotor van het Deense Danfoss. Deze drijft nog steeds een hydromotor aan, van Sauer-Danfoss, zodat de rijmotoren en liermotoren ongewijzigd hydraulisch blijven. Dit elektrisch maken zou iets efficiënter zijn, maar volgens Sany ook fors duurder en daarom op dit moment nog verre van interessant. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van componenten kan het zijn dat Sany ook elektromotoren van andere leveranciers gaat gebruiken.
Danfoss tekende ook voor de aansturing en omvormers, die eveneens vloeistofgekoeld zijn. De accu’s komen van het Chinese CATL, een grote accuproducent waar Sany al langer mee samenwerkt. Ze maken gebruik van lithium-ijzerfosfaat (LFP) en zijn daarmee veilig, volgens de fabrikant. De Sany SCE800TB-EV beschikt over vier vast ingebouwde 600 Volt accupakketten. De vier pakketten zijn ingebouwd in twee behuizingen en wegen opgeteld ruim 1.800 kilo. Ze leveren 456 Ah (282 kWh). Het iets hogere eigengewicht (92 ton) ten opzichte van de dieselversie komt de hijstabel iets ten goede.
Opvallend aan de accupakketten is dat deze overweg kunnen met enorme laadvermogens tot 120 kW. Bovendien heeft elke accu z’n eigen laadaansluiting. Met twee zware externe snelladers (dus 240 kW) kun je de accu’s in twee uur volledig laden. In de praktijk zal hiervoor de infrastructuur vaak nog ontbreken, technisch kan het dus al wel.
Met de ingebouwde lader kun je ook op een bouwaansluiting laden. Na het aansluiten van de krachtstroomkabel kun je op een display selecteren of je 16, 32, 63 of optioneel 125 ampère wilt laden. De ingebouwde lader laadt dan beide pakketten. Het opladen duurt dan uiteraard langer. Met een volle accu kan de machine volgens opgave van de fabrikant zonder bij te laden een volledige werkdag van acht uur hijsen.
In aanschaf is de Sany SCE800TB-EV ongeveer 50 procent duurder dan de dieselvariant, wat neerkomt op een meerprijs van zo’n 300.000 euro. Vooralsnog lijken vooral aannemers die meerprijs rond te kunnen rekenen op eigen werken, getuige het feit dat de eerste drie machines inmiddels aan dit type bedrijven in Nederland zijn verkocht. Sany wil dit jaar nog zeven exemplaren bouwen. De importeur heeft voor 2023 diverse machines in bestelling staan om de levertijden kort te houden.
De eerste machine zal in bedrijfskleuren van de koper op de Bauma staan, deze koper ontvangt later dit jaar nog een tweede exemplaar. Deze beide machines gaan prefab-woningen monteren op een groot binnenstedelijk project waar minimale uitstoot en minimale geluidshinder een vereiste zijn. Begin 2023 zal een andere grote Nederlandse aannemer het derde exemplaar in gebruik nemen.
Verder kondigt Sany de SCE1350A-EV aan: een elektrische 135-tons rupshijskraan met vakwerkgiek. Daarmee komt deze stroomversnelling op elektrisch vlak voor velen wellicht toch uit onverwachte hoek. Wat dit gaat betekenen voor de grondverzetmachines van deze fabrikant is nog onduidelijk. Sany zal op de Bauma enkel haar elektrische minigraver tonen: de SY19E.
Tekst en foto’s: Matthijs Verhagen